Verkiezingen
Als we Jan Marijnissen moeten geloven is er nauwelijks een land te vinden waarin het beroerder toegaat dan Nederland. Tijdens een optreden in een eetcafé in Enschede liet hij weten dat we behalve door nog steeds aanwezig vuurwerk bovendien worden bedreigd door ontsnappend blauwzuurgas. Ook de kokkelvissers kunnen ernstige verwijten worden gemaakt, “want kokkels hebben ook gevoel”. En wat doet de overheid? Ja lezer, ge hebt goed geraden: die papt en houdt nat.
Het zal wel waar zijn, maar het commentaar van cabaretier Vincent Bijlo op deze verkiezingsretoriek (Trouw 29 april 2002) stemde mij toch vrolijk. Citaat:
“Jan Marijnissen komt bij me staan en vraagt bezorgd hoe het gaat, hij vindt dat ik treurig kijk. Ik voel me niet meer veilig, is dit eetcafé ook brandgevaarlijk? Zit er asbest in de bar? Waar staan al die andere vuurwerkopslagplaatsen in Enschede? Hoe laat komt de chloortrein? Hij klopt me geruststellend op mijn schouder, en biedt mij zijn shag aan. Iedereen rookt hier shag, de S van SP staat voor shag. ….Zal ik nog even vragen hoe het nou eigenlijk zit met die files, en die gierende boeren? Nee, ik ga een lap vlees bestellen, met een fles foute wijn erbij. Ik deug niet, ik weet het zeker en ik zing zacht voor me uit: Eerst komt het vreten, en dan komt de moraal.”
De grote platmaker: Marcel van Dam
De kampioen onder de debaters is en blijft Marcel van Dam. Een voorbeeld uit “De kunst van het debat” (auteur: Peter van de Geer) uit de tijd dat we ons druk maakten over eventuele plaatsing van kruisraketten. De CDA’er Roelof Kruisinga (van oorsprong lid van de Christelijk Historische Unie) nam in deze kwestie een afwijkend standpunt in. Een fragment uit de discussie:
Marcel van Dam: “Past uw standpunt over kruisraketten eigenlijk wel in het CDA?”
Kruisinga: “Jazeker, mijn standpunt past in de CHU, de CHU past in het CDA, dus mijn standpunt in het CDA.”
Marcel van Dam: “Zo weet ik er nog wel een: ik pas in mijn jas, mijn jas past in mijn tas, dus ik pas in mijn tas.”
Presentatie en debattechniek van Fortuyn
In Onze Taal (mei 2002) wordt uitgelegd waarom de manier waarop Pim Fortuyn zijn tegenstanders verbaal en non-verbaal te lijf gaat, zo effectief is. Een grote rol speelt in elk geval zijn superieure presentatie. De opkomst van Fortuyn is voor een groot deel de triomf van de vorm boven de inhoud. Dijkstal en Melkert zijn gewend aan een publiek dat let op inhoud. Hun toespraken worden geschreven door ambtenaren en zitten dan ook vol beleid. Fortuyn is niet geïnteresseerd in beleid. Hij kan een standpunt dat hij vorige week met vuur verdedigde, vandaag weer moeiteloos prijsgeven zonder dat zijn tegenstanders vat op hem krijgen. Citaat uit Onze Taal: “Fortuyns optreden komt natuurlijk over, wat niet wil zeggen dat hij er niet aan geschaafd heeft. Zoals regisseur Peter de Baan over hem zegt (in Vrij Nederland): “Als acteren er heel eenvoudig uitziet, weet je dat er hard gewerkt is.”
Voorbeelden van Fortuyns effectieve debattechniek in Onze Taal:
– Het autoriteitsargument: “U hoeft het niet te weten, maar ik als wetenschapper ….” en “U kunt er niks aan doen, want u heeft geen economie gestudeerd”.
– Doelgroepgericht optreden. Bij Ivo Niehe praat hij gezellig over de smaak van sperma, maar bij Andries Knevel heeft hij het over ‘een opdracht’, wel wetend dat Knevel een religieuze lading aan dat woord zal geven.
– Inhoud en diepgang uit de weg gaan. Toen hem bij de formatiebesprekingen in Rotterdam werd gevraagd wat de nieuwe wethouder Veiligheid (te leveren door zijn partij) zou moeten gaan doen, was Fortuyns antwoord: “Daar ben ik ook heel benieuwd naar.”
(Deze reactie lijkt ontleend aan het optreden van minister Bas in Bomans’ Pieter Bas, die er met soortgelijke antwoorden in slaagde zijn vragenstellers uit te schakelen. Zie het hoofdstuk HANDELINGEN DER STATEN GENERAAL – ZITTING 18 DECEMBER 1918, nog steeds verrukkelijke lectuur)
Categorieën:Overdenkingen