Ter overdenking 125

Uit Terzijde van deze week (Vrij Nederland, 5 okt. 2002)

Begrijp als iman maar eens dat mannen wel mogen trouwen met een nicht.

De overheid moet streng zijn voor de buren …
En iedereen moet kunnen zeggen wat ik wil.

Onparlementaire taal bestaat niet meer
Zie nr. 121(Nuloptie) en nr. 122 (Nulpraat). In nr. 122 vroeg ik om de complete lijst van de lijken, de door Tweede-Kamerleden uitgesproken, door de kamervoorzitter ontoelaatbaar geachte woorden. De   Volkskrant (3 oktober 2002) gaf een eerste aanzet met een overzicht van sinds 1995 geweerde ‘ongepolijste taal’. In de Tweede Kamer viel zeven maal de term “gelul”, vier keer schrokken de bankjes wakker van “kloten”, SP’er Van Bommel zei een keer “fuck” en Middel van de PvdA citeerde een hooligan: ”hondenlul”. Er werd tweemaal “verdomme”gezegd (valt mee). Staatssecretaris de Grave (VVD) zei in 1997 een keer “potverdrie”- een woord dat veertig jaar geleden nog uit de Handelingen werd gehouden. “Effe dimmen” (Marijnissen) gaf ook aanleiding tot commotie. Sinds 28 juni 2001 worden taboewoorden niet meer buiten de kamernotulen gehouden. 

Een ernstig woord voor (neo)-Calvinistische lezers (en hun afstammelingen)
NB: (ex)-Katholieken kunnen dit dus overslaan; die hebben nergens last van.
De Vrije Universiteit kende destijds hoogleraren die van zich deden spreken. Namen als professor Lever, Hommes en Kuitert – hoe krijgt een mens ze bij elkaar – waren in gereformeerde kring inderdaad spraakmakend. Alleen de laatste is dat gebleven. Kuitert, die tot 1989 ethiek en dogmatiek doceerde, is nu 78 jaar. In zijn laatste boek trekt hij de uiterste consequentie van de eerder door hem gelanceerde slogan: “Alles wat we denken te weten van ‘boven’, komt van ‘beneden’.” In 1992 vond Kuitert in zijn boek “Het Algemeen Betwijfeld Christelijk Geloof” nog dat God ‘persoonachtig’ moest zijn. En er moest ook een laatste oordeel zijn (hij noemde dat ‘een simpele eis van rechtvaardigheid’). In latere boeken moest ook God-als-persoon eraan geloven. Wel was de mens nog ‘ongeneeslijk religieus’. Ook dat stadium is Kuitert nu voorbij. De menselijke geest is ‘voor een tijd een plaats van god’ (n.b. god dient dus met een kleine letter te worden geschreven [1]. God is een product van de menselijke verbeelding en de Bijbel is literatuur. De recensie in Trouw had dan ook als opschrift Laatste sloop van ‘v/h God & Zoon’. De sleutel tot het leven ligt in de humaniteit, die de mens aan de gave van het woord ontleent. Religie is humaniteit. En met de dood ‘is het over en uit’. Want wie gelooft in een hiernamaals, houdt er een ‘gebruiksgeloof’ op na, aldus Kuitert. Hij denkt nu het eindpunt van zijn zoektocht bereikt te hebben (Trouw, 4 oktober 2002): “Alleen is pijnlijk dat ik daar zolang over heb moeten doen. Het leven had zoveel vrolijker kunnen zijn.”
Dat laatste is zeker waar. Kuiterts benadering verdient overigens meer waardering dan die van de gevierde predikant Nico ter Linden. Deze antwoordde op de vraag van een RTL4-journalist of God werkelijk bestaat: ”W’ll wait and see” oftewel “we horen wel wat er komt”. Wie ontkent dat voor het christendom essentiële gebeurtenissen werkelijk hebben plaatsgevonden (het ‘spreken’ van God in de Bijbel, de opstanding, enz.) zou ook de laatste stap moeten zetten en moeten toegeven dat de uitspraak “wel waar, maar niet echt gebeurd” ook op God zelf van toepassing is. God is bij Nico ter Linden niet meer dan een mysterieus symbool of in zijn eigen jargon: “een relationele waarheid”. Met taal kun je heel wat doen. De harde Calvinistische onverdraagzaamheid en betweterigheid van vroeger moet nu plaats maken voor exotische zweverigheid. “Metaforisch geloven” (lees: jezelf voor de gek houden) heet dat. Daar pas ik voor.

[1]           De titel van het boek luidt VOOR EEN TIJD EEN PLAATS VAN GOD.

Categorieën:Overdenkingen