Ter overdenking 187

Voetbabbelen
“De coach van Nederland zag over het hoofd dat het voetbalspel geen meetkunde is, maar psychologie”. Toen ik deze zin gisteren las in Vrij Nederland – een blad dat zelden over voetbal schrijft – heb ik er Godfried Bomans’ verslag van Engeland-Nederland (1946) nog eens op nagelezen. Ik citeer (de spelling heb ik aangepast):
“Voor de aanvang van de wedstrijd hadden wij nog even gelegenheid om de heer F. Bol, de populaire voorzitter van de F.I.F.A., aan zijn mouw te trekken.
‘Wat denkt u van het spel, meneer Bol?’
“Er is nog helemaal niet gespeeld,’antwoordde de heer Bol, na enig nadenken.
‘Dank u. En wat is uw indruk in het algemeen?’
‘Ik kan er nog niets van zeggen,’antwoordde de heer Bol op de hem eigen, prettige wijze.
‘Er kan nog van alles gebeuren.’
‘Denkt u dat onze boys alles op alles zullen zetten?’
‘Ja, dat denk ik. Maar (hier werd de heer Bol plotseling ernstig) past u op. Vergist u zich niet. Voetbal is niet uitsluitend een kwestie van techniek en spieren. Er spelen psychologische en dynamische factoren mee, die het spelbeeld totaal kunnen wijzigen. De psyche van de speler, zijn irrationeel ik, als ik het zo mag uitdrukken is een uiterst gevoelig …maar daar komen onze boys al aan, ga weg, meneer, donder op’.
Wij nemen afscheid van de rondborstige, totaal gebruinde sportman en zoeken vlug onze plaats weer op.”
Nog een citaat uit het wedstrijdverslag. “Rolhagen, onze populaire links-half, heeft zich van de bal meester gemaakt en wat hij doet is geen voetbal meer: het is magie. Doodsbleek, de brandende ogen op het leer gevestigd, dribbelt hij met de bal voorwaarts, recht op het Engelse doel af. […] en daar, tien meter voor het doel, maakt hij een laatste, verrukkelijke tangbeweging en schiet dan het Engelse doel eenvoudig aan splinters. De bal brult door de touwen, suist met een gierend geluid verder en slaat op de twopence-tribune een juffrouw plat tegen het houten beschot. […] De ravage op de tribune is gelukkig niet groot. Een scherp gesneden, zuiver rond gat toont de plaats waar de bal het beschot verlaten heeft en, naar ooggetuigen mij later verzekerd hebben, moet hij het laatst boven Liverpool gezien zijn, zich voortbewegend in westelijke richting.” (met dit citaat val ik mijn omgeving regelmatig lastig)
Trouw-columnist Rob Schouten lijkt mij ook een bewonderaar van Bomans te zijn. In zijn beschouwing ‘Plasbal’ verdeelt hij de voetbalkijkers in vier scholen. Die der kenners, waarvoor iedere foute pass of wissel een bevestiging vormt van het vermoeden dat er veel niet in orde is met deze wereld. Zij hebben regelmatig met woedeaanvallen te kampen. Dan zijn er de kijkers die het spel maar half begrijpen doch vlug van begrip zijn en zich – zij het steeds een tel te laat – aansluiten bij de kenners. De derde categorie bestaat uit de volslagen onwetenden, die eigenlijk liever naar Andries Knevel kijken maar uit angst voor volksvreemd te worden gehouden, toch maar meedoen (welke kant spelen ze eigenlijk op?). In deze categorie houden zich vooral vrouwen op.
Het boeiendst zijn de magische denkers. Magische denkers menen dat ze vanaf de bank het spel kunnen beïnvloeden. Vooral stoelgang speelt in hun beleving een belangrijke rol. Als je gaat plassen valt er een doelpunt, denken ze. Dit nu – aldus Rob Schouten – is een misvatting. Er vallen wel eens doelpunten tijdens een plaspauze, maar alleen als je ook echt móet. Het is evenwel niet mogelijk door te urineren een doelpunt af te dwingen: het is voetbal, geen plasbal.
Zo kan het straks toch nog een leerzame avond worden.
26-06-04

Categorieën:Overdenkingen