Troonrede: een gebed zonder end
Het enige interessante aan de troonrede is de bonje die er zo af en toe over ontstaat. Heeft de koningin na afloop gezegd dat het ‘een saai verhaal’ was? De Rijksvoorlichtingsdienst ontkent het nadrukkelijk. “Het was geen taalkundig wonder deze keer”, zou Beatrix gezegd hebben. Hierover zweeg de RVD. Een kamerlid wilde van Willem-Alexander weten of hij al oefent op het uitspreken van troonredes. “Over tien jaar deel ik cd-roms uit bij binnenkomst van de Ridderzaal”, reageerde de prins gevat.
Letterlijk een lid van het Koninklijk Huis citeren, gaat te ver, vindt kamervoorzitter Weisglas. De kamerleden die hebben ‘gelekt’ kunnen van hem ‘een indringend lesje staatsrecht’ verwachten. Overigens lijken mij aan de troonrede staatsrechtelijk wel boeiender aspecten verbonden. Zo is er ieder jaar weer het spannende moment waarop Hare Majesteit de slotzin uitspreekt. Hoe zal ‘de bede’ luiden? Welke formulering zou de regering deze keer weer voor de vorstin hebben bedacht? Dank zij internet en de nog steeds scherp analyserende Willem Aantjes (Herfstdagboek 2003) kon ik een instructief overzicht samenstellen.
Onder koning Willem I en Willem II werd nog ‘de zegen van de Almachtige’ of ‘de gunst des Allerhoogsten’ ingeroepen, maar na de grondwetsherziening van 1848 werd volstaan met het vragen om ‘Gods zegen’. In 1869 ontbrak de bede, maar er was geen opzet in het spel. De verantwoordelijke liberale minister verontschuldigde zich voor deze ‘noodlottige vergissing’. Ook Wilhelmina besloot haar troonrede altijd met een bede. Alleen in 1937 bij het aantreden van het vierde kabinet-Colijn ging het – aldus Aantjes – ‘van dik christelijk hout zaagt men degelijke politieke planken’. Citaat: ‘steeds dringender (is) de eis, dat in wetgeving en bestuur vóór alles Gods wet tot opperste richtsnoer worde genomen […] het regeringsbeleid (zal) het kenmerk dragen van een doelbewust streven naar beveiliging en versteviging van de positief Christelijke grondslagen onzer samenleving […].’
Onder Drees eindigde de eerste door Juliana uitgesproken troonrede deemoedig ‘met de bede dat God ons allen de kracht en de wijsheid moge schenken’. Tijdens het kabinet-Den Uyl moest Juliana volstaan ‘met het uitspreken van de hoop dat wij daartoe de kracht zullen ontvangen’, zonder bronvermelding. Daarover ontstond toen nogal wat opwinding. Het kabinet-Van Agt liet de koningin de wens uitspreken dat de volksvertegenwoordigers hun werk zouden mogen doen ‘in het vertrouwen dat velen u wijsheid toewensen en om zegen voor u bidden’. Onder Lubbers werd het weer een echte bede: ‘Van harte wens ik u toe dat Gods zegen op uw werk rust.’ De kabinetten-Kok gaven Beatrix – met een subtiele toevoeging – weer de tekst van Van Agt in de mond: ‘in het vertrouwen dat velen met mij u wijsheid toewensen en om zegen voor u bidden’. (let op de gecursiveerde woordjes; niet duidelijk is of dat ‘met mij’ alleen slaat op de wens om wijsheid of ook op het bidden om een zegen) Onder Balkenende moest het toch nog een tikkeltje christelijker. Sinds 2002 luidt de slotzin: ‘in het besef dat velen u wijsheid toewensen en met mij om kracht en Gods zegen voor u bidden’. (zie goed: het ‘met mij’ werd zo verplaatst dat het nu uitdrukkelijk op het bidden slaat en de zegen is voortaan weer aan God gebonden) Een bijkomend voordeel: zo voorkom je dat iemand bijvoorbeeld aan Allah zou kunnen denken.
Wat te denken van dit stuitend gesjoemel? Het is op zichzelf al bizar dat een Nederlands kabinet veronderstelt dat er een opperwezen bestaat waartoe onze vorstin zich publiekelijk namens de regering in gebed zou kunnen wenden. (hoezo scheiding tussen kerk en staat?) Schaamteloos wordt het wanneer men meent de koningin op gezette tijden te kunnen voorzien van een ‘scherpzinnig aangepast gebed’. Hoe zat dat ook weer met ‘het ijdel gebruik van Gods naam’? Hier ligt een taak voor de Bond tegen het Vloeken!
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Aan de berichtgeving over Balkenende’s ziekte voegde Trouw nog toe:
Van Agt meldde zich ook wel eens absent wegens, zoals hij dat noemde, ‘een biologische recessie van tijdelijke aard’.
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Ojee…u zag zich reeds gedrongen uw broekriem te verkópen? (de Razende Bol)
Categorieën:Overdenkingen