In memoriam Bert Klei
Het zal maar een beperkt aantal lezers interesseren. Toch moet ik het even kwijt. Jarenlang was hij de bekendste Trouw-journalist: Bert Klei – hij ondertekende altijd met A.J. Klei. Vorige maand overleed hij op 84-jarige leeftijd na langdurige ziekte. Ik was destijds geen echte fan van hem – twee of drie columns per week schrijven is ook voor een begaafde auteur gewoon te veel – maar ik realiseer me nu pas goed waarom Martin van Amerongen Klei destijds karakteriseerde als “waarschijnlijk de beste en in elk geval de origineelste columnist van de Nederlandse krantenwereld.” De kerkredactie van Trouw – schreef Van Amerongen in 1981 – biedt iedere dag weer superieur amusement voor de gelovige en ongelovige lezer. Zo brak Dr. Vlaardingerbroek zich dat jaar het hoofd over de vraag wie de held is geweest die Goliath versloeg. Was het David (zoals 1 Samuël 17 beweert)? Of was het Elhanam (2 Samuel 21:19)? Op diezelfde pagina verhaalt A.J. Klei over een telefoongesprek dat hij voerde met een heer die hem ongevraagd verklaarde hervormd te zijn. “Ik nam hiervan met genoegen kennis, want iets is altijd beter dan niets.”
Zo’n zinnetje kan ik lezen en herlezen en een dag later lach ik er weer om.
Van Amerongen schreef in Persmuskieten (Sijthoff): Er is geen stukje van A.J. Klei dat ik niet ’s morgens uit mijn favoriete ochtendblad knip en vervolgens opberg in mijn mapje:”Hoe Naai ik mijn Christelijke Medemens een oor aan?” Citaat uit dit mapje:
”Onlangs zat ik met een paar roomsen ergens koffie te drinken. Zomaar, net alsof er in 1517 niets aan de hand is geweest. Ik ben erg makkelijk in die dingen, ik vraag iemand met wie ik een vertering wil gebruiken, nooit naar zijn kerkvisie of ambtsopvatting.“
Zoals Peter van den Ven in Trouw (28-07-08) schreef paarde Bert Klei een grondige kennis van het vaderlandse protestantendom aan een luchtige beschouwing van de eeuwige waarheden daarvan. Toen men hem vroeg wat zijn verwachtingen waren over “een nieuwe hemel en een nieuwe aarde” moet hij zoiets gezegd hebben als: “ruimere achterbalkons op de trams, zodat we er weer rijdend op kunnen springen”. Hij vond zichzelf oergereformeerd, maar dan in sociologische zin. “Ik word geenszins geplaagd door gereformeerde denkbeelden” legde hij uit.
Klei had drie thema’s: de drank, het orgelspel en lijpe dominees. Wie een glas met hem dronk moest er aan denken dat hij het woord kroeg vermeed, want Klei placht te spreken over een schenklokaal. Zijn boekje Liever een bal des gehakts beoogt al door de titel de eenvoud van de auteur zowel op het gebied van voedsel als van ouderwetsigheid op taalgebied tot uitdrukking te brengen.
Over orgelspel en gemeentezang schreef hij:”Onlangs kwam ik bij een middelbaar echtpaar over de vloer, dat hun progressieve overtuiging op de been houdt met behulp van blokfluiten en versies van Huub Oosterhuis. Zij vertrouwden mij toe dat zij momenten kennen waarop hen het verlangen bekruipt naar psalmgezang in stevige verpakking, zoals je dat via de EO in huis kunt halen. Ze brachten me enigszins beschroomd van deze hunkering op de hoogte, uit vrees voor reactionair versleten te worden, – en als deze mensen ergens benauwd voor zijn, dan is het daarvoor. Ik zette uiteen dat hun vrees in zoverre ongegrond was, dat niet alleen in de behoudende hoek der vaderlandse christenheid de wens naar luidkeelse gemeentezang en dreunend orgelspel leeft, maar ook bij afgedwaalden die, als ze weer eens een voet in de kerk zetten, daar de krachtige geluiden willen horen waarvoor ze vroeger op de loop zijn gegaan.” (Trouw, 26-05-79)
Klei was zeer betrokken bij alles wat er in de protestantse zuil gebeurde. Zijn belangstelling ging daarbij niet zo zeer uit naar de theologische vraagstukken maar naar de anekdotische kant van de kerkelijke wereld. Hij heeft bij mijn weten nooit een letter geschreven over de ideeën van VU-coryfeeën als prof. Lever, Hommes en Kuitert – hoe kregen ze die trouwens bij elkaar? – maar hij zag er wel op toe dat wie op de Trouw-redactie schreef over ‘veronderstelde wedergeboorte’, ‘welmenend aanbod der genade’ en ‘toeëigening des heils’ dit foutloos deed, want spelfouten of een ten onrechte geplaatste komma waren Bert Klei een gruwel.
Misschien dat Klei’s beste stukjes ooit nog eens worden gebundeld. Uiteraard met verklarende voetnoten, want over een paar jaar weet niemand meer waar hij het over had. Ik wil nu al op die uitgave intekenen, indachtig Klei’s schalkse spreuk: Roddelen is “een gave Gods”.
Categorieën:Overdenkingen