Ik vind het een troost dat de moderne biologie nooit met een antwoord zal komen over de zaken die er werkelijk toe doen in het leven, zoals liefde, vriendschap en schoonheid. (Huub Schellekens)
Nu grote machines de taal van het leven hebben ontward, is het de beurt aan de muis om ons te vertellen wat er staat (Pamela McLaughlin, Rijksuniversiteit Groningen)
Over haar toevallige ontmoeting met Groucho Marx schrijft Cleo Laine in haar autobiografie (“Cleo”): I was going to come face to face with this wonderful raconteur, this legend of my cinema days. How could I let such an opportunity pass without saying how much I admired him? …What came out when we reached the impassable moment was: “Mr Marx, uhm, can I shake your hand? ” Still sucking on his cigar, out of the corner of his month: “Lady, you can shake anything I got!”
(met dank aan Imme Schade van Westrum en Wijnand Verhoeven)
Robby Pauwels: Dolf van der Linden was in de begintijd van het Metropole Orkest niet zo tevreden over de violisten. Hij heeft ze ooit eens geadviseerd ‘non-iron’ vilolen aan te schaffen. (Om de draagwijdte van deze schoffering te vatten is het van belang te weten dat er destijds veel reclame werd gemaakt voor zogeheten no-iron overhemden, die het voordeel hadden dat ze niet behoefden niet te worden gestreken… Deze overhemden waren geheel van kunststof gemaakt en je ging er verschrikkelijk in zweten, aldus Robby P.)
Geslaagde cryptogrammatische omschrijving:
Een katholieke opleiding laat zijn sporen na: MISVORMING
Freek de Jonge: Ik wil de paus wel eens zien bij een spermabank met zijn eerste storting.
Maarten ’t Hart vertelt in “Het woeden der gehele wereld” (blz. 178) over een kerkdienst waar dominee Dercksen voorging. Hij schrijft: “Het was een ouderwetse preek in drie punten. Punt één: Jona op de tong van de walvis. Punt 2: Jona in de keel van de walvis. Punt drie: Jona in de maag van de walvis. Of de drie stadia in het leven van Jona nu juist wel of juist niet samenvielen met de drie stadia in het leven van elke christen: ellende, verlossing, dankbaarheid, weet ik niet meer, ….” Tot zover Maarten ’t Hart.
Critici van ’t Hart menen dat hij dit heeft verzonnen. Niet ter zake, want Maarten ’t Hart geeft een typerend voorbeeld van een stijl van preken die decennia lang in de gereformeerde kerken gebruikelijk was. Ik noem dominee Kremer, destijds predikant in Den Haag West. Hij hing zijn preken steeds op aan drie punten, die bovendien steeds iets ‘rijmerigs’ of ‘woordspeligs’ hadden. Ik herinner mij zijn preek over de Heilige Geest.: 1. Niet áfwezig. 2. Wel áánwezig. 3. Altijd bézig. Een absolute voltreffer waren de punten in zijn catechismuspreek over de zondagsheiliging: hólle zondag, bólle(n)zondag. vólle zondag. Toelichting voor ongeschoolden: in zijn beschrijving van ‘bólle(n)zondag’ keerde de dominee zich niet slechts tegen bezoek aan de bollenvelden, maar meer in het algemeen tegen het vervangen van de kerkgang door het genieten van de vrije natuur, in het jargon aangeduid als “de tempel van het ongekorven hout”.
Categorieën:Overdenkingen