Ter overdenking 69

De krekels in NRC/Handelsblad: Verloven is preventief trouwen

Beseft Máxima waar ze aan is begonnen? Op 30 april wacht haar een dagje Hoogeveen en Meppel. Instructief is het volgende bericht uit Trouw van 3 april.

Grote ruzie tussen kleinzielige koren
HOOGEVEEN – Drie christelijke mannenkoren uit Hoogeveen hebben geen overeenstemming bereikt over een gezamenlijk optreden tijdens Koninginnedag. Zij ruzieden over onder meer de vraag wie de dirigent moest zijn, wie het orgel moest bespelen en welke nummers zij zouden zingen….Ook burgemeester W. Urlings, die graag een gezamenlijk optreden had gezien, slaagde er niet in de partijen bij elkaar te brengen. Het Hoogeveens Christelijk Mannenkoor geeft nu alleen een concert.

Dit bericht maakt een herinnering aan mijn HBS-tijd weer actueel. Onze leraar ‘recht’ (Godschalk), had zojuist uitgelegd dat het van belang was of je in het maatschappelijk leven als privé-persoon of namens een organisatie optreedt en wilde nagaan of zijn verhaal was overgekomen. Dit verliep als volgt.
Leraar G (langzaam en met nadruk sprekend, wijsvinger langs de neus gestrekt, zich tot de mijn klasgenoot Piet de Jong wendend): “Wanneer de secretaris van een niet-rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging een zaal huurt en de vergadering gaat niet door ….”
Piet: “Wie speelt er dan op het orgel?”
De bevrijdende, klassikale schaterlach herinner ik mij als de dag van gisteren.
Het meest aansprekende commentaar op ‘vader Z.’ kwam van Remco Campert in de Volkskrant. Mijn advies: lezen en herlezen en je steeds weer afvragen: Heb ik alles wat erin zit er wel uitgehaald?

De vader
‘Wat dunkt U, professor Kamerlinde, mag de vader aanwezig zijn bij de doopplechtigheid of, anders gesteld, mag hij met een Nederlandse telefoon telefoneren?’
‘Ik denk dat hiervoor hetzelfde geldt als voor toiletbezoek. Als de vader nodig moet, dan zou het onmenselijk zijn hem dit niet toe te staan. Het moet natuurlijk wel een toilet zijn dat niet valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.’
‘Wat is uw mening, mevrouw Klein-Janneman?’
‘De insteek van onze partij is van het begin af aan geweest dat we die slag zullen moeten maken, mevrouw Palingbroek. Kijk, het kan niet zo zijn dat de Nederlandse regering….’
“Ogenblikje… we hebben onze Zuid-Amerikaanse correspondent aan de lijn..Zeg het maar, Ramon.’
‘Yes, we have no bananas.’
‘Dank je, Ramon. Ja, professor Kamerlinde?’
‘Met alle respect voor de opvattingen van mevrouw Klein-Janneman wil ik toch constateren dat de Grondwet hier niet in voorziet. Laat ik een voorbeeld geven: wij kennen het verschijnsel van de Nederlandse postzegel. Die bestaat in allerlei verschijningsvormen. Een ervan is die met de beeltenis van onze koningin. Waar het mij nu om gaat is het volgende: mag de vader, als hij zich privé in ons land ophoudt en de behoefte voelt per brief te communiceren met een willekeurig persoon, met zijn tong de achterkant van deze postzegel beroeren? Ik zou zeggen dat hier de ministeriële verantwoordelijkheid toch wel wis en drie in het geding is’.
‘Mevrouw Klein- Janneman?’
‘Mijn partij denkt dat de vader er in dat geval beter aan doet zich buiten de grenzen van ons koninkrijk te begeven en de brief daar op de post te doen.’
‘Buiten onze grens geldt de Nederlandse postzegel niet.’
‘Dan heeft de vader een probleem.’

Categorieën:Overdenkingen