Wie waren de voorouders van Jezus?
Over de afkomst van Jezus in de vrouwelijke lijn weten we weinig. Moeder Maria zou een dochter zijn van een zekere Joachim en Anna. Dit staat niet in de bijbel, maar in het apocriefe evangelie van Jacobus. Deze veronderstelde grootouders van Jezus worden sinds de 6e eeuw als heiligen vereerd op 26 juli. (Ik vier het niet op de dag zelf)
Ingewikkelder lijkt de afstamming van Jezus in de mannelijke lijn. De joodse geleerde David Flusser vestigt de aandacht op de twee stambomen van Jezus in de bijbel (Mattheüs 1, vers 2-16 en Lucas 3, vers 23-38). Volgens beide genealogieën stamt Jozef – en niet Maria – van koning David af. Merkwaardig is verder dat beide stambomen van Jozef zich juist in de evangeliën bevinden die ook het verhaal van de maagdelijke geboorte van Jezus bevatten. Licht ironisch merkt David Flusser op: “Het ziet er dus naar uit dat beide evangelisten de ongerijmdheid tussen de afstamming van David via Jozef enerzijds, en een geboorte zonder tussenkomst van een aardse vader anderzijds, niet is opgevallen.”
Curieus is ook dat beide geslachtsregisters alleen van Abraham tot David met elkaar in overeenstemming zijn. Dit wijst er volgens Flusser op dat beide stambomen van Jezus geconstrueerd zijn met de bedoeling de Davidische afstamming van Jezus te bewijzen. Mattheüs vermeldt dat er van Abraham tot David veertien geslachten zijn, van David tot de babylonische ballingschap veertien geslachten en van de Babylonische ballingschap tot Jezus ook weer veertien geslachten (14 is een veelvoud van 7; geen toeval, zie hierna). Lucas 3 laat de stamboom van Jezus terugwerken tot Adam en God. De opsomming eindigt daar namelijk met: “…den zoon van Enos, den zoon van Seth, den zoon van Adam, den zoon van God.” “Vanaf Adam gerekend staat Jezus op de 77e plaats”, lees ik bij Dr. Labuschagne in zijn boekje ‘Vertellen met getallen’. En hij voegt daaraan toe: “11 maal 7 is de volheid in haar meest omvattende vorm.” Duidelijk is dat de bijbelschrijvers bezig zijn geweest met een soort literaire stamboom, waaruit bewoners van de Veluwe overigens wel de ouderdom van de aarde afleiden. Mijn voorzichtige conclusie luidt: ik heb een niet bestaand probleem niet opgelost.
________________________________________________________________
Ergens gelezen: “Rondom Kerstmis vindt het christendom onder het pluimvee weinig aanhang”
Toppunt van secularisatie (gelezen in NRC/Handelsblad)
Een vader loopt met zijn zoon door de Kalverstraat. Ze komen langs een kerkgebouw en het jongetje zegt: ‘Hé, in de kerk doen ze ook al aan kerst!’
Geslaagde cryptogrammatische omschrijving
Naïeve schilder: ONNOZELE HALS
______________________________________________________________
Een domineeszoon – inmiddels ruimschoots tot de jaren des onderscheids gekomen – verblijdde mij per e-mail met een aanvulling op overdenking 55, waarin ik de eerste regel van het ‘Hemalied’ in herinnering bracht. In zijn jeugd verstoutte hij zich – met leeftijdgenoten – de alternatieve versie van “Midden in de winternacht ging de hemel open” voor de aanvang van de kerkdienst te zingen. De eerste vijf regels luiden:
“Midden in de winternacht ging de Hema open
Worsten, kerstkrans en beha’s
Alles kon j’er kopen
Herders waarom zingt gij niet,
Hebt gij zoveel centen niet…”
Hij schrijft verder: “Vervolgens conformeerden wij ons aan de beltrom en van je rimramrom o.i.d. De sport was zo luid te zingen dat omzittenden het hoorden; maar dat lef had ik niet omdat het mij al een- en andermaal was overkomen, dat mijn vader midden in de preek ophield teneinde zijn wederhorig kroost stilzwijgend tot de orde te roepen ten overstaan van het gehele volk en thuisgekomen kreeg dit nog een vervolg, maar niet stilzwijgend.”
Categorieën:Overdenkingen