Gaan de opstandingsverhalen in de Bijbel over historische gebeurtenissen?
Rondom Pasen wordt in de media steevast gediscussieerd over de opstanding van Jezus. Ik veronderstel de diverse standpunten bekend. Sommige theologen menen dat het niet gaat om wat werkelijk gebeurd is, anderen aanvaarden de verhalen hierover als geloofwaardig en betrouwbaar. En dan is er nog het tussenstandpunt met in de hoofdrol de gebroeders Nico en Carel ter Linden: ‘Het is wel waar, maar ’t is niet echt gebeurd.’ Genuanceerder uitgedrukt: ‘Geen historie maar wel theologisch relevant.’
Ik trof in H-N van 30 maart 2002 weer een nieuw element aan in deze discussie. In een uitvoerig gedocumenteerd artikel wordt betoogd dat de opstanding van Jezus in de periode 30 tot 70 zonder leeg graf werd gedacht. Pas vanaf het jaar 70 wordt daarnaast Jezus’ opstanding ook verteld mét een leeg graf. En zo is het verhaal in drie van de vier evangeliën gekomen. Vandaar dat Paulus (zijn brieven zijn van eerdere datum) nergens zegt dat Jezus uit zijn graf is gekomen. Als Paulus dat geloofd had – aldus de auteur prof. H.J. de Jonge – zou hij dat graag hebben opgemerkt. Ook dit wordt uitvoerig beargumenteerd. Ten slotte verklaart de hoogleraar aan het slot van het artikel wel in de opstanding van Jezus te geloven, maar – als ik hem goed heb begrepen – zonder het lege graf.
Als niet-theoloog kan ik de argumenten niet op hun merites beoordelen. Maar wat ik in dit soort discussies mis en ook volstrekt niet begrijp, is hoe men zich al die wonderen voorstelt. Ik citeer uit het lijdensverhaal volgens Mattheüs de bekende passage: “En zie, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden, en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden en de graven werden geopend, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt; en uit de graven uitgegaan zijnde na zijne opstanding, kwamen zij in de heilige stad en zijn velen verschenen.”
Dat moet – dunkt me – toch de nodige opschudding in Jeruzalem hebben gegeven. Daarover vernemen we verder niets, noch in de bijbelse verhalen noch uit andere bronnen. Dan is er de vraag in welke staat de lichaamsrestanten van de overledenen zich bevonden. Wie vindt dat zo’n kritische benadering ongepast is, wijs ik op Johannes 11, waar de opwekking van Lazarus wordt beschreven [1]. Wanneer Jezus beveelt de grafsteen weg te nemen waarschuwt Martha Jezus met de bekende woorden: “Hij riekt al.”
Nog vreemder wordt het als je je moet voorstellen dat eenmaal overledenen, na uit hun graf te zijn opgestaan, zich melden bij vrienden en bekenden om – naar ik aanneem – vervolgens kort daarop weer ten grave te dalen. Dit lijkt mij zowel voor de tijdelijk verrezenen als voor de nabestaanden op zijn zachtst gezegd een bizarre ervaring.
————————————————————————-
Aandachtvragende uitlatingen van politici
‘Regeren met het CDA is schaatsen in yoghurt.’ (Bolkestein in Buitenhof)
‘Als ik een mooie vrouw zie, kijk ik een andere kant op.’ (SGP-fractieleider Bas van der Vlies, toen hij uitlegde hoe mannen met begeerte dienen om te gaan)
‘Goed dat je een ander truitje aan hebt, want vorige week bleven Korthals en ik er niet rustig onder‘. (Joop van der Reyden, toen hij staatssecretaris van volksgezondheid was tegen het GroenLinks-kamerlid Andrée van Es, door haar in de openbaarheid gebracht)
‘Afspraken met het CDA zijn scheten in een netje’.(PvdA-politicus Burger in de jaren zeventig)
[1] De spreuk: ‘Lazarus, kom uit’ (Johannes 11, vers 43) is in onze kringen zeer bekend. Ik moet hier toch een profane herinnering ophalen. In het verleden ben ik door mijn omgeving diverse malen berispt wanneer ik tijdens het kaarten op de vraag “Wie komt er uit?” als antwoord gaf: ‘Lazarus’.
Categorieën:Overdenkingen