In Elseviers Weekblad van 8 december 1945 publiceerde Godfried Bomans zijn eerste beschouwing over Sinterklaas onder de titel “Bijzonderheden over Sinterklaas die een ieder moet weten”. Toen dit artikel in 1947 werd opgenomen in de bundel KOPSTUKKEN veranderde Bomans de titel in KLEINE CATECHISMUS VAN ST. NICOLAAS, vooral herkenbaar voor lezers met RK-achtergrond. Hierna enkele fragmenten in de originele spelling.
Vraag: “Bestaan er meerdere Sinterklazen?”
Antwoord: “Er bestaat slechts één Sinterklaas, doch in meerdere personen.”
Vraag: “Wat moeten wij denken van de meening dat er geen Sinterklaas zou bestaan?”
Antwoord: “De meening dat er geen Sinterklaas zou bestaan, is een afschuwelijke ketterij, die wij met kracht moeten bestrijden.”
Vraag: ”Kunnen zij, die niet in Sinterklaas gelooven, toch nog tot de Geloovigen gerekend worden?”
Antwoord: ”Zij die niet in Sinterklaas gelooven, kunnen voorzeker nog tot de Geloovigen gerekend worden. Maar Sinterklaas houdt niet meer van hen. Zij behooren derhalve niet meer tot de Beminde, maar tot de Volwassen Geloovigen.”
Vraag: “Hoe is het mogelijk dat Sinterklaas met paard en al door den schoorsteen komt?”
Antwoord: “Dat Sinterklaas met paard en al door den schoorsteen komt, is een mysterie, dat wij kinderlijk moeten aanvaarden.”
Vraag: “Zal ons dit mysterie ooit worden uitgelegd?”
Antwoord: “Dit mysterie zal ons in het hiernamaals door Sinterklaas zelf worden uitgelegd.”
Vraag: “Is Sinterklaas in den hemel?”
Antwoord: “Wis en waarachtig, wat zullen we nou hebben?”
Vraag: “Hoe kan Hij dan elk jaar uit Spanje komen?”
Antwoord: “Dat Sinterklaas in den hemel is, en toch elk jaar uit Spanje komt, is weer een van die mysteries, die wij met blijmoedigheid moeten aanvaarden.”
Vraag: ”Zal ook dit mysterie later worden uitgelegd?”
Antwoord: “Dit mysterie zal nimmer worden uitgelegd.”
Vraag: ”Is Sinterklaas ook klein geweest?”
Antwoord: “Sinterklaas is nimmer klein geweest, maar terstond als Sinterklaas geboren.”
Vraag: “Is dit ook een mysterie?”
Antwoord: “Dit is volstrekt geen mysterie. Want als Sinterklaas klein geweest was, had Hij in zichzelf moeten gelooven, en iemand die in zichzelf gelooft, kan niet heilig worden.” (…)
Vraag: “Hoe is het te verklaren dat Sinterklaas meer aan rijke dan aan arme kindertjes geeft?”
Antwoord: “Dat Sinterklaas meer aan rijke dan aan arme kindertjes geeft, is helaas wederom een mysterie.”
Vraag: “Zal ook dit mysterie ons in het hiernamaals verklaard worden?”
Antwoord: “Neen. Dit mysterie zal ons, naarmate wij ouder worden, reeds op aarde duidelijk worden.” (…)
Vraag: ”Is Sinterklaas onfeilbaar?”
Antwoord: “Sinterklaas is in suiker en speelgoed voorzeker onfeilbaar, doch daarbuiten kan en mag hij dwalen”. (…)
De volgende drie vragen zijn niet verplichtend en behooren tot de zgn. kleine lettertjes:
Vraag: “Heeft Sinterklaas ook vijanden?”
Antwoord: “Sinterklaas heeft drie vijanden, te weten: de Paaschhaas, het Kerstmannetje en zij, die weigeren Hem als ernst te beschouwen. Van de eerste twee zegt Hij dat Hij niet gelooft dat ze bestaan, en van de derde dat het niet bestaat dat ze niet gelooven.”
Vraag: “Heeft Sinterklaas tijdens den oorlog ook aan Duitsche kindertjes gegeven?”
Antwoord: “Sinterklaas heeft tijdens den oorlog aan alle Duitsche kindertjes gegeven, die in Hem gelooven.”
Vraag: Moet Sinterklaas nu niet als colleborateur en profiteur beschouwd worden?
Antwoord: “Als profiteur kan Sinterklaas niet beschouwd worden, daar Hij alleen gegeven en niets ontvangen heeft. Als collaborateur heeft Hij reeds terechtgestaan, doch het Hof heeft, in overweging nemende:
1e den hoogen leeftijd van den Delinquent, en voorts:
2e aannemende dat de door Hem geleverde speelgoederen den geallieerde opmarsch niet merkbaar vertraagd hebben
gemeend met een berisping te moeten volstaan.”
Categorieën:Overdenkingen