Ter overdenking 135

WORMEN EN MADEN
Zoals Ewoud Sanders ons toevertrouwde in NRC Handelsblad (23-12-02), heeft de discussie over onze stagnerende normen en waarden in ieder geval één ding opgeleverd: woordspelige varianten. Van Kooten en de Bie bedachten jaren geleden al ‘Wormen in Naarden’, Vrij Nederland bracht berichten over de kennissenkring van Heinsbroek en Hoogendijk onder het motto ‘Normen in Naarden’, maar de beste stond in een ingezonden brief aan het Rotterdams Dagblad: “De normen en waarden van het kabinet Balkenende zijn getransformeerd in wormen en maden”.
           Een sprekend voorbeeld van LPF-normen en waarden leverde enkele maanden geleden
Winny de Jong (thans het boegbeeld van conservatieven.nl). Over minister Els Borst sprak ze als ‘dat fossiel’. Els Borst was overigens een gevat politica. In een debat zei ze over Kok en Bolkestein: “Het zijn net twee mannen die een wedstrijd doen wie ideologisch het verst kan plassen. Ik doe daar om twee redenen niet aan mee.”

NAGEKOMEN KERSTGEDACHTEN
Chef-kok Pierre Wind: “Ik doe alles voor kerst, als ik het maar niet hoef te vieren”.

– – – — – – – – — – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Voor een onverwachte stellingname zorgde de theoloog dr. A. van de Beek, hoogleraar symboliek (!) aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. In zijn nieuwste boek betoogt hij dat het kerstfeest als christelijk feest dient te worden afgeschaft, omdat het als opvolger van het midwinterfeest stamt uit het heidendom (bron: Teletekst, 25 december 2002). Dit sluit aan bij wat Hans van Manen over de oorsprong van het kerstfeest vermeldt in zijn pas verschenen Encyclopedie van misvattingen: “De datum werd volgens de meeste historici in 336 vastgesteld in Rome, in een poging het ‘heidense’ zonnewendefeest te vervangen door een christelijk feest. Het Romeinse feest, de Saturnalia, was voornamelijk een slemppartij, en vermoedt wordt dat ons kerstdiner nog daarmee te maken heeft. Tijdens de Saturnalia werden ook kaarsen gebrand en geschenken uitgewisseld.”

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Voor meer rumoer zorgde Francesco Carotta in zijn boek “Was Jezus Caesar? Over de Romeinse oorsprong van het christendom”. De auteur meent te kunnen bewijzen dat Jezus Christus in feite niemand anders was dan Julius Caesar (let ook op de initialen: JC=JC). Ik beheers Grieks noch Latijn en kan de deugdelijkheid van Carotta’s bewijsmiddelen dan ook niet beoordelen. Geïnteresseerden verwijs ik naar www.carotta.de, de website van de auteur, waar ook Nederlandstalige bronnen beschikbaar zijn. Carotta wil aantonen dat het christendom een kopie is van de cultus ter ere van de na zijn dood vergoddelijkte Julius Ceasar. Hij wijst op een groot aantal overeenkomsten tussen Julius Ceasar en Jezus Christus. Beiden begonnen hun loopbaan in een noordelijke buurstaat: Gallië resp. Galilea. Beiden hadden nachtelijke ontmoetingen, en wel met Nicomedes resp. Nicodemus. Beiden komen na omzwervingen aan in de hoofdstad, Rome resp. Jeruzalem, waar ze eerst in triomf worden ingehaald en vervolgens worden vermoord. Beiden werden verraden: door Brutus resp. Judas. In beide gevallen is er iemand die zijn handen in onschuld wast: Lepidus resp. Pilatus. Beiden werden ervan beschuldigd zichzelf tot koning te hebben verheven: koning der Romeinen resp. der Joden. Beiden werden op ‘dezelfde’ datum omgebracht: op de 15e maart resp. op de 15e nisan. Beiden werden na hun dood door hun volgelingen vergoddelijkt: als Divus Julius (Goddelijke Julius) resp. als Christus (Zoon van God). En Carotta noemt nog veel meer gedetailleerde overeenkomsten. Zijn conclusie is dan ook dat de verhalen rond Jezus van Nazareth niets anders zijn dan een joodse verbastering van de verhalen rond Julius Caesar, die een eeuw eerder leefde. In een boekbespreking noemt de orthodox-protestantse theoloog en historicus Prof. Ouweneel de studie van Carotta indrukwekkend. Maar hij heeft uiteraard ook bezwaren. Hoe kan er al in de eerste eeuw in Israël, al voor de verwoesting van Jeruzalem (70 n.Chr.) een enthousiaste menigte van tienduizenden joodse volgelingen van Jezus bestaan, als er nooit een joodse Jezus zou hebben bestaan? Zou het joodse volk, dat de Romeinse bezetter haatte, in een Jezus zijn gaan geloven, wanneer die was ‘samengesteld’ uit legenden rond de Romein Julius Caesar? De discussie is interessant genoeg om te blijven volgen. Komt er een historicus die de ‘bewijzen’ van Carotta overtuigend kan weerleggen? Ik ben daar benieuwd naar. De auteur kan zich voorshands troosten met de gedachte dat ook Galileï en Darwin jaren op hun gelijk hebben moeten wachten.

Categorieën:Overdenkingen