Ter overdenking 151

“Een glimp van de binnenkant van de hel”
Wie mij kent, weet dat ik zeer geboeid raak door leipe dominees. Laatst wees een van de vaste lezers mij op de bijzonderheid, dat veel zogeheten zware dominees vaak wonderlijke namen dragen. Voorbeelden: ds. Cabaret, ds. Taverne, ds. van de Ketterij, ds. Heerschap, ds. Rustige, ds. Schipaanboord, ds. Aangeenbrug, e.d. [1] Van de oude schrijvers moeten natuurlijk Hellenbroek en Smijtegelt worden genoemd. Allemaal harde jongens, die hun toehoorders nimmer hebben gespaard. Maar zij allen blijken uitgesproken beginners, vergeleken met de (s)preker die door columnist Ephimenco in Trouw van 8 mei j.l. werd geciteerd. Ephimenco schrijft:
‘De hel laat me niet los en dit is de schuld van NRC Handelsblad. Zaterdag publiceerde dit dagblad een artikel waarin delen van een recente preek waren opgenomen. Om de lezer te tormenteren zal ik de naam van de preker en het geloof dat hij aanhangt niet noemen. Gist u maar. De godsdienstige man uit het artikel gunde zijn toehoorders een afschrikwekkende blik in de martelkelders van zijn lieve god:
Het lichaam van de ongelovige zal splijten. Bittere kruiden moet hij eten, rottend vlees. Over hete stenen moet hij lopen. Want het is heet in de hel, zeker 70 tot 73 keer zo heet als het vuur dat we kennen van het gasfornuis. Lasteraars moeten hun eigen vlees eten. Bronzen nagels zullen over hun gezichten krabben. Zij zullen met kokende ijzeren banden om hun enkels moeten lopen, terwijl anderen de vreugde van het paradijs genieten.
Ik voelde me direct aangesproken gezien het feit dat deze behandeling niet voor moordenaars, verkrachters of dieven is bedoeld maar voor doodgewone ongelovigen. Met bittere kruiden en vlees dat de houdbaarheidsdatum heeft overschreden, kan ik nog leven. Maar het is de nauwkeurigheid waarmee de temperatuur van de hel wordt aangegeven die me doet huiveren. Tot 49 keer had u me niet gehoord. Maar 70 tot 73 keer de intensiteit van het gasfornuis, geeft te denken. Doorgaans worden religies zelden op wetenschappelijke precisie betrapt. Hier is het dus menens. En omdat als universele maatstaf niet de warmte van een olielamp, kaarsvet of brandend pek is genomen maar het moderne gasfornuis, heb ik alle redenen om te veronderstellen dat deze bewering klopt en dat de hitte van de hel niet zolang geleden een nieuwe update kreeg. De hel zoals hier beschreven lijkt verdacht veel op een vernietigingskamp, maar dan voor de eeuwigheid. De god die zoiets toestaat moet de hele dag in een zwart uniform rondlopen en een brede pet dragen met een doodskop erop. Om aan zijn hel te ontsnappen moet ik dus nu alvast een verklaring ondertekenen dat ik onvoorwaardelijk in hem geloof. En daar zit juist het probleem. Want ook het idee dat ik in zijn paradijs zou worden toegelaten, doet me sidderen. Een eeuwigheid in gezelschap van een tiran en zijn sadistische prekers die in ganzenpas marcheren, terwijl mijn makkers op 73 fornuizen zitten te pruttelen, dat is pas pervers.’ Aldus Ephimenco.

Wie is de zielenherder die de verschrikkingen in de buitenste duisternis zo kleurrijk weet te schilderen? Ik kan de lezer geruststellen. Geen van de genoemde predikheren is daar debet aan. Zelfs vader Hellenbroek kunnen we niet op dit proza betrappen. Hier was aan het woord de iman en koranleraar Mohammed Cheppih, tevens de beoogde Nederlandse leider van de A.E.L., de Arabisch-Europese Liga, de beweging die wil meedoen aan de eerstkomende gemeenteraadsverkiezingen. De citaten waren fragmenten uit Cheppih’s lezing Een glimp van de binnenkant van de hel, op 22 februari j.l. gehouden in de Al-Fourquaan-moskee in Eindhoven.
Deze lezing was destijds via internet te beluisteren via www.al-islam.com.

[1]           De Haagse ds. Lugtigheid hoort in deze opsomming niet thuis; hij deed zijn naam eer aan en was een populaire preektijger.

Categorieën:Overdenkingen