Kwispelen in de hemel
Je denkt zo ongeveer alles van het geloof der vaad’ren te weten en dan doe je toch nog een ontdekking. In Trouw (02-07-03) las ik namelijk dat Luther en Calvijn er beiden van overtuigd waren dat ook dieren de eeuwige zaligheid zullen verwerven. Luther noteerde ooit: “Wees gerust, kleine hond, ook jij zult bij de Verrijzenis een gouden staart hebben.” En Calvijn schreef in zijn Commentaar op Paulus’ brief aan de Romeinen: “…en alle schepselen zullen (door God) worden vernieuwd om (zijn glorie) te verheerlijken”. Volgens de auteur van het artikel in Trouw (Ton Crijnen) sloot Calvijn dieren nadrukkelijk daarbij in. (Ter verklaring van mijn verbazing: ik leerde op catechisatie dat er van dieren na hun dood niets over blijft, omdat dieren geen ‘ziel’ hebben)
Verder citeert Crijnen diverse theologen die – uiteraard onder aanhaling van bijbelteksten – beweren dat ook dieren tot eeuwig leven transcenderen. Zo is er de Engels-anglicaanse godgeleerde Linzey die een van zijn boeken heeft opgedragen aan z’n gestorven hond Barney, “die in de hemel kwispelt”. Hij baseert zijn geloof onder meer op Jesaja 65:25, waar sprake is van de nieuwe aarde waarop de wolf en het lam in vrede met elkaar leven. En zo zijn er meer teksten die zich voor een vrijmoedige interpretatie lenen.
De reacties van lezers op internet waren boeiend. Zo schreef iemand: “Alle meningen in dit stuk gaan over huisdieren – waar mensen aan gehecht zijn, de aaibaarheidsfactor dus. Hoe staat het met minder vertederende dieren als krokodillen, haringen, muggen en pissebedden – waar ligt de grens met bacteriën?” Een ander merkte snedig op: “Wat een opluchting dit te vernemen. Zou Eva het uiteindelijk dan toch hebben bijgelegd met die slang?”
De lezer die het had over ‘de aaibaarheidsfactor’ (tevens de titel van een kostelijk boekje van Rudy Kousbroek) bracht mij het volgende gedichtje van dezelfde auteur in herinnering.
RAAF
O zeg ons toch, eerwaarde raaf,
Waart gij uw hele leven braaf?
Het antwoord luidde, kort en bondig:
Ik was mijn hele leven zondig.
Bedreef U, mag ik dat ook vragen,
Dat zondigen met welbehagen?
Ja, zondigen was mij een lust,
Ik weet niet waar dat op berust;
Ik zondigde met overgave,
Alleen en met de andere raven.
Maar nu is dat sinds lang vergeten,
De wereld heeft het nooit geweten.
Ik luister, liggend op mijn knieën.
Naar stichtelijke melodieën;
Maar dit wil ik nog wel verkondigen:
Begin zo jong je kunt met zondigen.
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Het meest cynische commentaar op de mislukte poging de Iraanse Siamese tweeling operatief te scheiden stond deze week in De Groene Amsterdammer: dying apart together
Categorieën:Overdenkingen