Ter overdenking 164

VERBAAL ONVERMOGEN
De troonrede was ook dit jaar weer niet om aan te horen. Zoals Martin van Amerongen jaren geleden schreef: een ambtelijke woordenbrij met de inspirerende werking van zaaddodende pasta. Docent speechschrijven Rudolf Geel wond zich er deze week nog eens over op in NRC Handelsblad (17-09-03). Een paar mij aansprekende citaten:
‘Eigenlijk is het te gek voor woorden. In een geciviliseerd land als Nederland verzamelen zich eens per jaar de voltallige ministerraad, het parlement en nog wat andere bekleders van openbare ambten in de Ridderzaal om het voordragen bij te wonen van de meest talentloze tekst die een Sonderkommando van hoge ambtenaren op basis van informatie uit de verschillende ministeries in elkaar heeft geflanst. En dit terwijl de Haagse overheid steeds meer begaafde en gedreven speechschrijvers in de gelederen heeft. Maar die mogen zich met het wangedrocht troonrede genaamd vooral niet bemoeien. Om de potsierlijkheid van dit verbaal onvermogen kracht bij te zetten, kopen alle Haagse dames een nieuwe, veelal idiote hoed.
            De troonrede is niet alleen een zelfs voor Haagse begrippen verbijsterend slechte tekst, maar vooral ook een bespotting van de schriftelijke cultuur, van de vaardigheid je doeltreffend, eenvoudig en toch smaakvol uit te drukken. […]
            Te vaak bijvoorbeeld staat het voltooid deelwoord achteraan. ”Daartoe zal het programma tot modernisering van de overheid aan u worden voorgelegd.” En: “Om structurele hervormingen en een cultuuromslag in ons land tot stand te brengen zijn een andere verhouding tussen bestuur en burger (…) en een vernieuwing van ons democratisch stelsel vereist.” Het voorlezen van een dergelijke tekst moet onze vorstin weinig vreugde bezorgen, tenzij zij beschikt over een masochistische inslag. […]
            Het hoge gaapgehalte van de eindeloze rij voornemens waaruit een troonrede bestaat, wordt verhevigd door de volgende voorspelbare formulering: “Voor een betere doorstroming op de weg zal het programma voor spitsstroken bij de ernstige knelpunten worden uitgevoerd.”
Ook Beatrix’ voordracht weet Rudolf Geel bloemrijk te beschrijven:
“Haar stem is, hoewel minder vast dan vorige jaren, majesteitelijk. Zo’n stemgeluid mogen wij niet zomaar beschaafd, super-beschaafd, chique of zelfs lichtelijk bekakt noemen. Dergelijke kwalificaties doen onze vorstin ernstig tekort. In operakringen geldt: een goede stem ligt in het vet. Voor het voordragen van de troonrede kan een stem het beste zwaar geadeld zijn en daarna langdurig gemarineerd.
Hier dient zich een probleem aan voor de aanstaande koning. Willem-Alexander mist de voorname weelderigheid van zijn drie voorgangsters. Als hij gaat voorlezen, tooien de Haagse dames zich met alpinopet. Toch kan hij iets aan zijn voordracht doen. Dit begint met veel oefenen, bij voorkeur met een kroon van minimaal tien kilo op het hoofd. Misschien is Willem-Alexander te ‘gewoon’ voor het reciteren van de troonrede. Hij moet de zaak om te beginnen maar in handen geven van begaafde schrijvers. Van hen zijn er, zoals gezegd, voldoende in Den Haag.”
            Of Rudolf Geel met deze column zijn kandidatuur als troonrede-auteur heeft versterkt, waag ik te betwijfelen.

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Iets Moois
Toen ik gistermiddag de koningin met die hoed op het scherm zag verschijnen, werd ik overvallen door een schreeuwend verlangen naar schoonheid, echte schoonheid. […]
“De teruggang van de economie is in Nederland in alle scherpte voelbaar geworden”, zei de koningin.
“Dat merk ik”, zei ik terug, terwijl ik nog eens goed naar het verlaten eendennest op haar hoofd keek, “maar het kan me niet schelen, ik wil vandaag alleen nog maar puur esthetisch genot.”
(Frits Abrahams in NRC Handelsblad 17-09-03)

Categorieën:Overdenkingen