Wat moeten we woensdag stemmen?
De laatste dagen heb ik van alles gelezen en gehoord over de Europese Grondwet, maar ik heb nog geen definitieve keus gemaakt. Maakt dat trouwens nog wat uit nu Frankrijk nee heeft gezegd?
Zondag vond ik dat mijn oud-leerling Flip de Kam (hoogleraar Economie aan de RU te Groningen) in Buitenhof krachtige argumenten aanvoerde om nee te stemmen. In Brussel bemoeit men zich met zaken waarmee ze niets te maken hebben (al dan niet subsidie voor Artis, financiering van fietspaden op het Groningse Hogeland, enzovoort), terwijl men verstek laat gaan waar bovennationale regeling dringend noodzakelijk is. Als een mij aansprekend voorbeeld noemde De Kam de belastingconcurrentie tussen de Europese lidstaten. Ieder land probeert de tarieven van de winstbelastingen zo laag mogelijk vast te stellen. Pogingen om een minimumtarief af te spreken ketsen af op een veto van de landen met de laagste tarieven. In Portugal besloot de regering vorige week het grote tekort van de overheid onder andere weg te werken door de omzetbelasting (BTW) met twee punten te verhogen. Dit betekent belastingverhoging voor de gezinnen, terwijl de winstbelasting buiten schot blijft.
Dat Brussel zich bemoeit met vervoer, energie en milieu wisten we al, maar dat we ook niet meer vrij zijn wat betreft ons stelsel van sociale uitkeringen en studiefinanciering, had ik mij nog niet gerealiseerd. Balkenende had daar ook niets steekhoudends tegenin te brengen. Conclusie van De Kam: het grondwettelijk Verdrag vestigt geen superstaat, nee, die bestaat allang. Het referendum biedt naar zijn mening dan ook een unieke kans om Brussel duidelijk te maken zich minder met ons leven te bemoeien.
Een ander verhaal dat mij aansprak, vond ik in Trouw (28 mei 2005). Daarin legt columnist Van Doorn uit waarom we er woensdag het verstandigst aan doen ons van stemming te onthouden. Hij redeneert als volgt: het kabinet en de grote meerderheid van de Tweede Kamer zijn vóór de aanvaarding van de Grondwet. De logische vraag is dan waarom de burgers alsnog worden lastiggevallen met een kwestie die in het parlement geen enkel probleem oplevert. Daarbij komt dat de materie waarover ons oordeel wordt gevraagd ongeschikt is voor een keus tussen ja en nee. Je kunt burgers laten kiezen tussen drie burgemeesterskandidaten, maar niet tussen de aanvaarding of verwerping van een kolossaal politiek, economisch en cultureel breiwerk waarin iedereen wel plus- en minpunten kan aanwijzen.
Wat is wijsheid? Van Doorn ziet in een ja-stem even weinig als in een nee-stem. In beide gevallen beslissen we op basis van gebrekkige kennis of om oneigenlijke redenen. Voor het kabinet zou een positieve uitslag prettig zijn, maar ook een onterechte beloning voor de eenzijdige druk op onze meningsvorming. Aan de andere kant: wanneer de meerderheid nee stemt kan de onjuiste indruk worden gevestigd dat Nederland tegen ‘Europa’ is, terwijl we daarmee bovendien in het gezelschap van schreeuwers à la Geert Wilders terecht lijken te komen.
Het blijft lastig kiezen. Ik denk dat ik woensdag ‘nee’ of ‘blanco’ stem. In het laatste geval kan ik nog kiezen tussen ‘thuis blijven’ of in het stemhokje een ongeldige stem uitbrengen. Of dat iets uitmaakt moeten ze in Brussel maar uitzoeken.
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Maar weten we wel zeker dat een vrouw die NEE stemt ook werkelijk NEE bedoelt?
(Fokke & Sukke, NRC Handelsblad 28 mei 2005)
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Categorieën:Overdenkingen