Ter overdenking 235

Het vrije woord anno 2005
Gisteren is wethouder Pastors van Leefbaar Rotterdam gedwongen op te stappen. Een motie van wantrouwen kreeg een meerderheid van drie stemmen. Uit de nieuwsberichten begrijp ik dat de breuk in het college van B&W vermoedelijk nog kan worden gelijmd. Hoe dit afloopt vind ik eigenlijk minder interessant dan de aanleiding tot het aftreden van Pastors. De wethouder had iets gezegd wat hij volgens de meerderheid van de gemeenteraad niet mocht zeggen. Ik citeer uit Trouw (9-11-05) de letterlijke tekst van zijn uitlatingen in het parochieblad IDee. Hij zei: ”Ik weet, ik generaliseer, maar een Antilliaan of Kaapverdiaan weet dat stelen nooit mag. Bij moslims wordt veel verklaard vanuit hun religie. Het geloof wordt door henzelf als reden ingebracht. Antillianen of Kaapverdianen gebruiken hun religie niet als verklaring voor hun (wan)-gedrag. Moslims gebruiken hun religie wel vaak als reden voor hun gedrag, en om zich van deze maatschappij af te keren.”

Het vrije woord anno 1950
Wat waren we dan verdraagzaam in die verzuilde jaren vijftig! Gisteren werd in het programma Dokwerk (NPS, 8-11-05) nog eens in herinnering gebracht hoe W.F. Hermans in zijn roman “Ik heb altijd gelijk” de hoofdfiguur ongestraft kon laten zeggen: ”De katholieken! Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk! Maar die naaien er op los! Die planten zich voort! Als konijnen, ratten, vlooien, luizen. Die emigreren niet! Die blijven wel zitten in Brabant en Limburg met puisten op hun wangen en rotte kiezen van het ouwels vreten!”
            Als Hermans op eigen naam de katholieken op de korrel neemt, gaat hij in Mandarijnen op zwavelzuur op vergelijkbare manier tekeer tegen “de roomsen, die uit maniakale aandrift hun middeleeuwse tovergeloof te verspreiden in ons overbevolkte land, tot breidelloze gezinsuitbreiding ophitsen, welke grappenmakerij met de belastingpenningen der door hen zo gesmade andersdenkenden wordt betaald…”.
            Daar maakte Hermans natuurlijk geen vrienden mee, maar hij werd voorzover mij bekend door geen katholiek bedreigd. Overigens was ‘de gevaarlijkste polemist in de Nederlandse literatuur’, zoals hij in de documentaire werd genoemd, bij tijd en wijle natuurlijk wel een onmogelijk mens. De auteurs die in Dokwerk aan het woord kwamen wisten daarvan mee te praten. Een paar Hermans-citaten die ik mij herinner.
Tijdens een gesprek met Adriaan van Dis: “Nuis is zo dom dat hij zich niet kan voorstellen dat er mensen zijn die minder dom zijn dan hij.”
De dichter A. Marja beschreef hij als “een wassen pop die te dicht bij de kachel heeft gestaan.”
Essayist H.A. Gomperts zou, denk ik, nog maar nauwelijks worden genoemd als Hermans over hem niet had geschreven: “Zodra ik vind dat mijn naam weer eens in de krant moet komen, trap ik op Gomperts, niet uit kwaadaardigheid, maar zoals een trambestuurder trapt op zijn bel.” (om deze passage op volle waarde te kunnen schatten moet je in de jaren vijftig op het voorbalkon van een stadstram hebben gestaan)
Beroemd is ook Hermans’ typering van de Nederlandse intellectueel als ‘een nijlpaard met een lorgnet”. Ook was Hermans nooit onder de indruk van goede kritieken: “Je weet dan hoe het voelt door een dwerg te worden opgetild….”

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Om over na te denken
Nothing Toulouse
(de Razende Bol)

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Categorieën:Overdenkingen