Ter overdenking 242

WEERLOZE POËZIE
Lucebert schreef de beroemde regel: Alles van waarde is weerloos. De Tweede-Kamerfractie van het CDA publiceerde vorige week een nota onder de pakkend bedoelde one-liner: ‘Alles van Waarde is Weerbaar’. Die woordspeling viel niet bij iedereen in goede aarde.
–   Prof. dr. H. Bart (NRC Handelsblad, 21-01-06) spreekt over ‘een gevaarlijke knipoog van het CDA naar Lucebert.’ […] Want logisch gezien komt ‘alles wat waarde heeft is weerbaar’ op hetzelfde neer als ‘alles wat niet weerbaar is heeft geen waarde’.
– Taalkundige Jaap de Berg (Trouw, 21-01-06) vindt de titel van de CDA-nota ‘larie’. “Wie verkondigt dat alles van waarde weerbaar is, scheert zuigelingen en demente bejaarden over één kam met stakende spuitgasten, tijgers en mariniers. Zou de CDA-fractie niet weten dat alleen weerbaar is wie in staat is tegenstand te bieden oftewel zich weren kan?”
–   Remco Campert (de Volkskrant, 18-01-06) maakt zich echt kwaad: “Als je wordt betrapt bij het ruïneren van een beeld of het aan repen snijden van een schilderij, kom je voor de rechter terecht. Waarom niet met het moedwillig vernielen tot eigen gewin van een gedicht? Donner, grijp in! Geef Verhagen en zijn bende een taakstraf: het lezen van gedichten van Lucebert en het bekijken van hun eigen schijnheilige koppen op zijn schilderijen.”

DE SOUND VAN DE PREDIKANT
“De Nederlandse dominee klinkt onnatuurlijk. De een klinkt als een kleuterjuf, de ander als een demagoog. Ze verbouwen het Nederlands om te kunnen scoren.” Aldus de conclusie die Trouw (20-01-06) trok uit het onderzoek dat hoogleraar fonetiek Vincent van Heuven op verzoek van deze krant instelde aan de hand van drie preekfragmenten.
De professor maakte het resultaat van zijn observaties in zijn laboratorium hoorbaar en zichtbaar door middel van een spraakanalyseprogramma. Een paar citaten uit zijn commentaar op het optreden van ene Stanley Hofwijks, voorganger in een Amsterdamse pinkstergemeente: “Die spreekt ‘heel gevarieerd’. In het begin wil hij overrompelen. Hij schreeuwt, zit aan het plafond van zijn stembereik. Hij kan geen goede toonhoogte meer bereiken en zijn stem breekt als hij uitroept: “Er vloeit blóéd!”. De hoogleraar wijst weer op zijn beeldscherm. “In het spectogram van Hofwijks zie je allemaal zwart geklieder – ruis in de klinkers. Zijn stem raspt. Door te schreeuwen probeert hij geïnspireerd te klinken. Hofwijks lijkt zo op te gaan in zijn preek dat hij de controle over zijn stem verliest.”
Die schijn bedriegt, denkt professor van Heuven. “Hij weet precies wat hij doet. Weet: met deze inspanning krijg ik dit emotionele effect.” Later tapt de predikant uit een ander vaatje, hij spreekt bedachtzamer. “Zulk verschillend stemgebruik is knap”, zegt van Heuven. “Op het eind hangt het publiek aan zijn lippen. Ze zijn murw.”
Dit soort sprekers kan ik mij uit mijn jonge jaren nog levendig herinneren. Vooral tijdens zogeheten jeugddiensten gooide menig predikant alle remmen los. Een hoogtepunt vormde onverwachte tussenzinnen in een vurig betoog, zoals: “Dan denk ik ook aan dat meisje bij V&D ….Hoe is het daar bij jou, daar onder dat mantelpakje…?” Wij hadden daar uiteraard onze eigen gedachten over. Ook klonk er vaak een op huilerige toon gebrachte oproep, zoals:“Dat geldt ook voor jou, daar op die achterste bank…!”
   Vanzelfsprekend diende alles tot het eind van het samenzijn ordelijk te verlopen. “Blijf op die plaètsen zàtten, anders laèt ik die zaèl sluitân.” Ook al probeer ik min of meer fonetisch te schrijven, de sound van de voorganger laat zich lastig verwoorden. Ernstig is dat niet, indachtig het al sinds jaren toereikend gebleken adagium: “Hoe zal ik het u zággen? Ik zág het u niet.” De amusementswaarde van de aangehaalde sprekers kan overigens niet hoog genoeg worden aangeslagen. In mijn chaotisch ingericht geluidsarchief zijn de hoogtepunten vindbaar opgeslagen. Ze staan dag en nacht gereed.

Categorieën:Overdenkingen