Over kroesharige woekeringen en misleidende sjoelbakken
Deze zomer herlas ik het proefschrift van Kees Wouters, ONGEWENSTE MUZIEK. Dit boek beschrijft gedetailleerd hoe in de jaren 1920-1945 jazz en moderne amusementsmuziek in Duitsland en Nederland werden bestreden. Bijna vijfhonderd pagina’s vaak fascinerende lectuur, vooral wanneer de door de bezetter in Nederland afgekondigde maatregelen worden besproken. Zo is het boeiend te lezen hoe het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten in 1943 het ‘Verbod van Negermuziek’ formuleerde. Beoogd werd “de volledige uitroeiing van de primitieve, negersche (vreemd-rassige) invloeden op de amusements- en dansmuziek…” De lijst van verbodsbepalingen vermeldde onder meer, ik citeer:
“ongedefinieerde, afzakkende eindtonen (growl-effecten), overmatig portamento en glissando (whip’s), labiele verglijdingen van halve tonen, rauwe klanken, tonaal ongedefinieerde pralltrillers en dubbelslagen (dinges en smear), het gebruik van rubber dempers (plungers) ter verkrijging van ‘hot’-effecten, het aanwenden van ‘scratchy’-klarinettonen, het benutten van het trompetregister boven bes tweegestreept en van het klarinetregister boven d driegestreept, het meer dan drie maal achtereen herhalen van eenzelfde motief (lick) in de solistische improvisatie, alsmede het meer dan 16 maal achtereen herhalen van een lick in sektie- of ensemblewerk, slagwerksoli langer dan twee maten, z.g. stopchorussen voor slagwerk en tapdansers, het meer dan tweemaal in één programma toepassen van ostinate basvormen bekend als boogie woogie-, honky tonk- en barrelhousestijl, het nadrukkelijk markeeren van den tweede en vierden maattel (off-beat-effect) het gebruik van lawaaii-instrumenten en exotisch slagwerk (rumba-instrumentarium), ‘hot’ zingen.” Ook werd nog genoemd “het inschuivenvan zinlooze syllaben of tusschenwerpsels, evenals eindeloze woordherhalingen (scat-singing).
De auteur van dit fraais (W.H.A. Steensel van der Aa, schrijversnaam Will G. Gilbert) gebruikte deze termen ook al in zijn in 1939 verschenen boek Jazzmuziek. Trots meldt de afdeling Muziek van het departement in het maandverslag van september 1943 dat jazz- en negermuziek in Nederland nu definitief van de baan is. Citaat: “Nederland is het eerste land, hetwelk door wettelijke maatregelen voorgoed deze onteerende invloeden uit de amusementsmuziek bant.” Die voldoening ging zelfs zover dat contact werd opgenomen met de autoriteiten in België over ‘pogingen tot bevrijding der amusementsmuziek van ‘kroesharige woekeringen’. De leider van de gouw Noord-Nederland van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) werd uitgenodigd in februari 1944 een muziekkeuring op het departement bij te wonen om te demonstreren hoe in Nederland ‘de ontaarding van dansmuziek’ werd tegengegaan.
Intussen was jazz en aanverwante muziek steeds populairder geworden. Avondjes waarop werd gedanst op ‘hot jazz’ waren verboden. Overtredingen waren niet altijd makkelijk te constateren. Ik citeer uit een rapport van een departementale controleur: “Men dient er […] om te denken dat er gepost wordt. In de danszaal zijn, om een plotselinge metamorphose te kunnen bewerkstelligen, sjoelbakken aanwezig…”
In de begintijd van de bezetting werd er overigens tegen de druk bezochte jazzconcerten niet opgetreden. Amerikaanse muzikanten konden in ons land zelfs doorspelen tot de Verenigde Staten in december 1941 aan de oorlog gingen deelnemen. Een mooi verhaal is dat van de Amerikaanse zwarte pianist Freddy Johnson. In het Amsterdamse Negro Palace (toen al omgedoopt tot Palace), zong hij in 1940 I’m for ever blowing Goebbels, blowing Goebbels in the air zonder dat zijn optreden problemen gaf. In september 1941 bleef hij opnieuw buiten schot toen de Feldgendarmerie het jazzcafé La Cubana aan de Amstelstraat binnenviel. Het bleek ze alleen te doen om de aanwezigheid van joden of personen zonder geldige Ausweis, niet om de door Johnson ten gehore gebrachte jazz. Johnson trad in La Cubana op, samen met de Surinaamse drummer Lou Holtuin en de eveneens uit Suriname afkomstige tenorsaxofonist Max Woiski sr., de eigenaar van het café. Nadat de persoonsbewijzen van alle aanwezigen waren gecontroleerd, liep de betrokken Duitse militair langzaam en plechtstatig door het middenpad weer naar buiten. Op de maat van zijn voetstappen begon Johnson te spelen I’ll be glad when you’re dead, you rascal you, instrumentaal begeleid door de brushes van Holtuin. De jazzkennis van de Feldwebel was ontoereikend om het beledigende karakter van Johnson’s muzikale groet te onderkennen. Freddy Johnson werd in december 1941 gearresteerd. In 1944 kon hij via een gevangenenruil naar Amerika terugkeren.
Bij tijd en wijle absurdistische lectuur. Een must voor de in jazz en geschiedenis geïnteresseerde lezer.
Categorieën:Overdenkingen