Tongbrekers
Máxima kwam tijdens de landelijke voorleesdag even in moeilijkheden toen ze Pluk van de Petteflet moest uitspreken. Niets nieuws onder de zon, want volgens Lou de Jong moest Prins Bernhard destijds zijn Duitse accent zien kwijt te raken door na te zeggen: Schrandere schreeuwers schijnen scherpe schimpscheuten niet te schuwen (zie Ter overdenking 30). In Trouw (23-05-03) stond ook een aardig voorbeeld van een Duitse Zungenbrecher: Zwischen zwei Zwetschenzweigen saszen zwei zwitschernde Schwalben (tussen twee takken van een pruimenboom zaten twee kwetterende zwaluwen).
Wij werden vroeger beziggehouden met de kat krabt de krullen van de trap, maar veel leuker waren natuurlijk de kok snijdt recht maar de meid snijdt scheef en moeder sneed zeven scheve sneden brood. Onbetwist hoogtepunt was natuurlijk: jeukt jouw jeukerige neus ook zo als mijn jeukerige neus jeukt? Hoge ogen gooide ook het snel uit te spreken, pseudo-blasfemische bord vol gort voor domme Jan.
Wie, aldus Trouw, ten hove of elders, moeite heeft met lange woorden, kan in de leer gaan bij premier Balkenende. Die laat, om het in zijn trant te formuleren, inpaaldegvalle oofbodigachteletgrepe gwoonweg. Anders gezegd: zelfs lettergrepen zijn voor zijn bezuinigingsdrang niet veilig.
De psalmen bieden nog steeds ‘rijke stof’
Onlangs werd ons tijdens een verjaarsvisite gevraagd hoe wij de koffie gebruiken. Na onze reactie (‘alleen wolkje melk’) vertrouwde de gastheer ons toe: “wij drinken de koffie gestaag in ’t akelig zwart”.
Ik voelde aan dat de jubilaris zich in de tale Kanaäns uitdrukte, maar het citaat sloeg toch onvoldoende aan. Het volle rendement ervoer ik pas toen hij mij de bron toevertrouwde: Psalm 43, en daarvan het tweede vers (berijming 1773):
Waarom ga ik, terneêr gebogen,
Door ’s vijands wreed geweld benard,
Gestaâg in ’t aa’klig zwart?
Er zijn meer van die associaties die onbedoelde voorstellingen oproepen. Zo moet ooit een moeder, met een pasgeborene aan de borst, spontaan Psalm 139, vers 14 hebben geciteerd:
Beproef m’en zie of mijn gemoed
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt.
Toch valt hier weinig tegenin te brengen vanuit de idee dat de baby bevlekt was met de erfzonde (voor de leek: bij erfzonde moet niet worden gedacht aan wat de boer met de meid op de deel uitspookt, maar aan de slechtheid die de mens door zijn geboorte aankleeft als gevolg van de zondeval van het eerste mensenpaar)
De moeder kon zich verder laten overtuigen door Psalm 19, vers 5:
Zijn dierb’re leer verspreidt
Een straal van billijkheid
en vijf regels verder blijkt dan de aaibaarheidsfactor extreem hoog:
Zij streeft in heilzaam zoet,
Tot streeling van ’t gemoed
De honig ver te boven.
Wie meent dat deze psalmregels in een dubieuze context zijn geplaatst, confronteer ik met een kop uit de Provinciale Zeeuwse Courant: VERTALEN VAN DE BIJBEL IS EEN HEIDENS KARWEI.
Bovendien is ook in het algemeen voor wartaal veel te zeggen, indachtig de stelling:
Wie alles op een rijtje heeft moet beducht zijn voor het domino-effect.
Categorieën:Overdenkingen